Inleiding
Op 1 januari 2000 trad de Wet stedelijke vernieuwing (WSV) in werking. Een onderdeel hiervan is het Investeringsbudget stedelijke vernieuwing (ISV): gemeenten kunnen een vijfjaarlijkse financiële bijdrage aanvragen, uitsluitend bedoeld om de aantrekkelijkheid van de steden te vergroten. Deze moeten leefbaarder worden en hun positie versterken. Met het ISV-budget kan het stedelijk voorzieningenpakket worden uitgebreid en vernieuwd. Dit is primair een zaak van de gemeente samen met de lokale partijen.
Het ISV-geld is bedoeld voor het nemen van fysieke maatregelen op de terreinen wonen, ruimte, milieu, fysieke stadseconomie en grootschalig groen. Denk bijvoorbeeld aan de aanleg of transformatie van (bestaande) wijken, parken en bedrijfsterreinen. Het kan ook gaan om duurzame milieumaatregelen, het opheffen van lokale milieuhinder, bodemsanering of het verbeteren van de fysieke condities voor stedelijke economische bedrijvigheid.
De eerste periode ISV (ISV I) loopt van 2000-2004 en veel gemeenten zijn aan de slag gegaan met de uitvoering van het ISV-beleid. De tweede periode ISV (ISV II) (2005-2009) staat voor de deur.
Voor de G30-gemeenten is het ISV onderdeel van het grotestedenbeleid (GSB), dat zich richt op de ontwikkeling van krachtige steden, die veilig zijn en die in alle opzichten voldoen aan de eisen die bewoners, bedrijven, instellingen, bezoekers e.d. stellen aan een stad.
Beleidskader Stedelijke Vernieuwing
Het beleidskader is de leidraad voor de relatie tussen gemeenten en Rijk. Om de financiële bijdrage te ontvangen moeten gemeenten een meerjaren ontwikkelingsprogramma (MOP) of een projectplan opstellen welke vervolgens getoetst wordt aan het Beleidskader stedelijke vernieuwing. Dit beleidskader wordt per ISV periode opgesteld.
In het beleidskader ISV I zijn in de vorm van twaalf prestatievelden de prioriteiten aangegeven voor stedelijke vernieuwing. De eerste zes prestatievelden geven aan wat in een ontwikkelingsprogramma moet worden opgenomen. De overige prestatievelden zijn inhoudelijk van aard.
Het beleidskader ISV II verschaft gemeenten duidelijkheid over de beleidsinhoudelijke outputdoelstellingen die het Rijk nastreeft. Dit aan de hand van een toetsingsmodel met vier prestatievelden en daaronder dertien thema’s. Binnen deze velden zijn negen beleidsthema’s geformuleerd waaraan afrekenbare outputdoelstellingen en –indicatoren zijn gekoppeld.
ISV-procedure
Voor het verkrijgen van een ISV-bijdrage moeten de gemeenten een meerjaren ontwikkelingsprogramma (MOP) indienen. Deze beslaat een periode van 5 jaar. De kleinste gemeenten kunnen desgewenst volstaan met het indienen bij hun provincie van een projectplan. Zij heten daarom ofwel een programmagemeente (een MOP ingediend) ofwel een projectgemeente (een projectplan ingediend).
Het Rijk toetst de voorstellen in de MOP's en vraagt advies aan de provincie. Dit in verband met eventuele strijdigheden met wettelijk aan de provincie opgedragen taken. De programma's en projectplannen van de niet-G30 gemeenten worden door de provincie getoetst. Na afloop moet de gemeente zich verantwoorden. Het Rijk beoordeelt dit voor de grotere gemeenten (G30) en de provincies voor de overige gemeenten.
Aan het eind van een periode wordt, op basis van een gemeentelijke verantwoording, beoordeeld of de voorlopige toekenning van ISV-budget definitief kan worden vastgesteld. Bij deze beoordeling speelt een belangrijke rol of gemeenten verwijtbaar slecht hebben gepresteerd. Is dit het geval, dan kan het Rijk voorwaarden opleggen of zelf de voorlopige bijdrage lager definitief vaststellen. Het is ook de bedoeling dat er wordt geleerd: wat werkt wel en wat niet?
Voor wie is het ISV bedoeld?
In principe kunnen alle gemeenten aanspraak maken op een ISV-bijdrage. De gemeenten worden in dat kader verdeeld in rechtstreekse en niet-rechtstreekse gemeenten.
- Rechtstreekse gemeenten
Dit zijn de dertig grote GSB-steden (G30). De rechtstreekse gemeenten ontvangen hun bijdrage direct van het Rijk in het kader van het Grotestedenbeleid;
- Niet-rechtstreekse programmagemeenten
Deze gemeenten dienen een subsidieverzoek in door middel van een Meerjaren Ontwikkelings Programma (MOP) bij de provincie en zij ontvangen ook hun bijdrage van de provincie.Voor de programmagemeenten gelden dezelfde inhoudelijke regels en voorwaarden als voor de G30 (met uitzondering van de indieningstermijnen). Het Beleidskader ISV-2 is daarom ook voor hen van toepassing.
- Niet-rechtstreekse projectgemeenten
Voor deze groep gemeenten is de provincie budgetbeheerder. Voor deze gemeenten gelden specifieke regels, die door de provincies in een eigen verordening zijn vastgelegd.
Verschillen ISV I en ISV II
In het ISV II is een aantal verbeteringen doorgevoerd ten opzichte van ISV I. De belangrijkste verbetering is dat gemeenten met ISV II beter weten waar ze aan toe zijn. De prestatievelden zijn in aantal minder en scherper geformuleerd. Zo geeft het Rijk vooraf duidelijk aan op welke beleidsthema’s van de gemeenten prestaties worden verwacht. Ook is er meer maatwerk mogelijk op lokaal niveau. Daarnaast besteden gemeenten in ISV II extra aandacht aan de intergemeentelijke afstemming, zodat beter kan worden ingespeeld op bijvoorbeeld de regionale woningvraag. Uiteindelijk ontstaat zo meer transparantie en richting, en voor het Rijk een duidelijk landelijk beeld.
Planning
De planning voor het ISV II is als volgt:
Mei 2004: |
Concept-MOP ter bespreking, afstemming en (bestuurlijke) goedkeuring binnen gemeente |
Vóór 1 juli 2004: |
Indiening van het, door B&W geaccordeerd, concept- MOP door de G30 gemeenten. |
Periode tussen mei en juli: |
Overleg tussen het Rijk (GSB-stadsteams, ISV-stadsteams) en gemeenten. |
15 november 2004: |
Definitieve indieningsdatum G30 van subsidieaanvraag met door de gemeenteraad geaccordeerd MOP |
15 februari 2005: |
Indiening van de subsidieaanvraag door de niet-rechtstreekse gemeenten bij de provincie |
Ondersteuning SenterNovem: Project Duurzaam Stedelijke Ontwikkeling
In 2003 heeft SenterNovem ondersteuning verleend aan de gemeenten Alkmaar, Tilburg en Emmen bij het realiseren van hun duurzaamheidambities in het kader van de stedelijke vernieuwing. In 2004 kunnen hier nog eens zeven nieuwe gemeenten aan toegevoegd worden.
Het doel is gemeenten te ondersteunen bij het realiseren van hun duurzaamheiddoelstellingen zoals verwoord in de (ISV I) beleidsnotities. De ondersteuning richt zich met name op de 56 wijken die onderdeel uitmaken van de zogenaamde ’50 wijken-aanpak’. Het accent binnen dit project ligt dan ook met name op het vlak van beleidsuitvoering en niet op beleidsontwikkeling of het formuleren van nieuwe doelstellingen of ambities.
Voor meer informatie klik hier.
Meer informatie
Meer informatie over het investeringsbudget stedelijke vernieuwing waaronder de volledige tekst van het beleidskader kunt u vinden in het dossier investeringsbudget stedelijke vernieuwing op www.vrom.nl.